Wet van Murphy

Als je iets organiseert, ziet dat er uit alsof het niet veel werk heeft gekost. De badges liggen klaar, de stoelen staan rij aan rij, de garderobe is dichtbij, de koffie en thee is warm en de vlaai is vers. Een kabouter kon het allemaal hebben geregeld. Helaas bestaan die echt niet en moet je alles zelf doen. Het is een kwestie van alles driedubbel checken, goed afspreken, 3 keer bevestigen per mail en telefoon en ook nog het liefst in een echt gesprek en dan verloopt nog niet alles altijd even vlekkeloos. De techniek qua beamers, filmpjes uit Powerpoint presentaties die door moeten linken naar YouTube en dat nooit doen en altijd vastlopen, laat ik even buiten beschouwing.

Zo hadden we eens een bijeenkomst in een mooi hotel-restaurant. Alles stond klaar, de eerste spreker van die ochtend begon. En na een paar minuten ging de stofzuiger aan in de ontbijtzaal. Dat bleek de zaal naast de onze te zijn en de kruimeltjes van de broodjes werden weggezogen. 

In mijn carrière als communicatiemedewerker/adviseur en wat je dan al niet allemaal doet, heb ik menig evenement georganiseerd. En er zijn zo van die dingen die je altijd bij zullen blijven. Misschien ook omdat het gebeurd is, toen ik nog niet zo lang werkzaam was of omdat te absurdistisch was. 

Na te vragen of ze daar even mee konden wachten (de gasten hadden nog niks door) probeerden we ons als organiserend team te ontspannen. Voor even. De glazenwassers waren die dinsdagochtend besteld en gingen als in een Coca Cola Light Break reclame alle ramen wassen. Iedereen afgeleid, lachen, fluisteren met elkaar en wijzen naar de mannen op de ladders . Die helaas niet de looks hadden. Deze zaal had veel ramen, heel veel ramen. 

Na een uur toen ook dat karwei was geklaard, kwam er een vrachtwagen het plein opgereden om een winkel te bevoorraden. Hij reed achteruit. Net niet door dat net gewassen raam. Hilariteit alom, een hartverzakking voor ons als organiserend team. Inmiddels werden we melig van de ellende. Onze teamleader vond het ondanks deze dingen perfect georganiseerd en trakteerde op de lunch. Daar bestelde één van ons thee. Wat kan daar nu mis mee gaan? Nou, er zat een rups in de thee! Dit verzin je allemaal niet. We verslikten ons van het lachen.

Diezelfde week werd er een bloemetje bezorgd door de locatie met de oprechte excuses, ook namens de ramenwasser. Dat vergoelijkt veel! En zo hebben we de Wet van Murphy getrotseerd. 

Reizen op tv

Omdat ik niet het hele jaar door op reis kan zijn, qua verlofdagen en beschikbaar budget, moet ik me de rest van het jaar tevreden stellen met diverse tv-programma’s die ook de wereld over reizen.

25 jaar geleden begon het met Veronica goes…America en Asia. Dit was mijn trigger om te gaan reizen en de plekken die ik op tv zag met eigen ogen te gaan bekijken. Later kwam daar Yorin Travel, het huidige 3 op Reis, bij en wilde ik acuut reïncarneren als Floortje Dessing. Floortje reisde de hele wereld over, kwam op de mooiste plekken, werd wel eens enorm ziek, maar overleefde het steeds. Zij werd mijn heldin.

Ik zwijmelde weg bij bestemmingen als Cambodja, Mexico, de Verenigde Staten, het Krugerpark in Zuid-Afrika en ga zo nog maar even door. Toen ik uiteindelijk in 2004 bij de tempels van Ankor Wat in Cambodja stond, was ik dan ook hyper enthousiast. Idem voor Times Square in New York. In 2006 was ik daar voor het eerst en kon niet geloven dat ik, Diandra uit een Limburgs provinciestadje, midden in Manhattan stond. Ik ging een bucket list aanleggen. Eentje die steeds langer wordt. Want hoe meer je reist, hoe meer je wilt zien en hoe meer je letterlijk en figuurlijk je grenzen verlegt. Andere reizigers geven je tips, zo van: “Als je hier van houdt, dan vind je dat ook vast geweldig”. Het algoritme van de reizigers. Zo heeft Floortje inmiddels ook al bijna alle landen bezocht en is het einde van de wereld pas ver genoeg. Op dat punt ben ik nog niet beland.

Inmiddels is het kijken van tv-programma’s al soms het herbeleven van een eigen gemaakte reis. In plaats van het opdoen van ideeën voor nieuwe bestemmingen. Zo ging Erica Terpstra naar West-Canada en Taiwan en herleefde ik mijn reizen nog een keer. Of Joanna Lumley die gebotoxt India doorkruist en mij laat zien wat ik al heb gezien of de komende reis nog ga zien.

Het echte werk zijn de documentaires van de VPRO zoals Langs de oevers van de Yangtze door Ruben Terlau, Toki Doki met Paulien Cornelissen of Sahara van Bram Vermeulen. Journalistiek en reizen gecombineerd, zodat het een prachtig verhaal is over het land en de mensen die er wonen. Een ander reisfenomeen is Reizen Waes. Tom Waes bezoekt landen die Buitenlandse Zaken bestempelt met een negatief reisadvies. Zuid-Sudan, Yemen, Noord-Korea, Mali en wat al niet meer. Tom laat zien dat het best mee valt en dat ook die landen mooie bezienswaardigheden hebben en dat er mensen wonen die zijn zoals jij en ik. Of hij bezoekt landen waarvan men denkt dat het niet de moeite waard is, zoals Uruguay. Dat blijken dan de meest bijzondere pareltjes van onze wereldbol te zijn. Hopelijk leidt dit niet tot massa toerisme. Want daar zijn al deze programma wars van. We willen allemaal gaan waar de ander niet gaat. Die paradox. Deze tv programma’s laten zien wat er zo mooi is aan reizen.  Als ik dan niet zelf weg kan, kom ik de rest van het jaar door via de tv. 

Culinaire wereldreis

Een goede reis is niet goed als er niet lekker gegeten kan worden. Smikkelen en smullen is mijn motto op reis. Wie mij goed kent, weet dat ik naast draaiboeken, things to see lijstjes, ook restaurant lijstjes maak. Het is een sport om op Google Maps en Tripadvisor de beste (vegetarische) restaurants te vinden in landen als Vietnam, India, Canada, Peru of in de stad New York. Een goede voorbereiding is het halve werk. In de tijd dat ik dat nog niet deed, kwam ik nog wel eens bedrogen uit.

Zo had ik me in Mexico verheugd op lekkere wraps en tortilla’s, maar bleek de werkelijkheid anders. Magere smakeloze bonenprutjes, slecht vegetarisch eten en op dag 10 trilde ik letterlijk van de honger. Ik stond op met honger en ik ging naar bed met honger. Op dag 12 kwam de vloek van Montezuma hier nog overheen en was ik zo slap als een vaatdoek met buikkrampen. Dit heeft ruim een week geduurd en toen ik thuis kwam, snakte ik naar lekker eten. Toen beloofde ik mezelf om voorafgaand aan elke reis goed uit te zoeken waar je lekker kunt eten en het niet op het toeval te laten aankomen of nog erger, op andere groepsgenoten.

In Vietnam kan ik je de beste restaurants en koffietentjes aanwijzen. Idem geldt voor Peru, New York en West-Canada. In Zuid-India heb ik de beste brownie met het romigste ijs ooit gegeten. Om niet de rest van de groep in dat hippe art café aan te treffen, trippel ik dan stiekem mijn hotelkamer uit, kijk om me heen of ik niemand zie en sluip langs de receptie door de straat op en loop met een kleine omweg naar mijn Tripadvisor tip, beoordeeld met een 4.8. (ga voor beoordelingen van een 4.5 en hoger en je zit altijd  goed). En zo zit ik dan aan de andere kant van de wereld hip te wezen en te smikkelen op een plek waarvan andere mensen denken dat de lijken en zwervers op straat liggen.

Deze zomer vierde ik mijn 25 jarig vegetariër jubileum in Vancouver en omgeving. In Vancouver is 40% van de jongeren onder de 30 vegan en ik was in de hemel op aarde terecht gekomen. Overal veel aanbod, goede restaurants, veel vegetarische restaurants en porties zo groot dat ik mezelf letterlijk volgepropt heb. Om te compenseren dat het 25 jaar geleden nog wel eens is voorgekomen dat ik een omelet of een kaassoufflé kreeg. Ik voel me dan net Erica in Erica op reis. Erica (Terpstra red.) smikkelt zich in de rondte tijdens haar reizen. Op elke lokale markt eet ze de meest vreemde dingen. Ze proeft en eet alles. Likt haar lippen er bij af en waggelt verder in landen zoals Laos, Brazilië en Taiwan.

Volgende maand mag ik weer heerlijk smikkelen in India, mango lassi’s drinken en mijn buikje rond eten bij buffetten vol met vega gerechten. Verder ben ik natuurlijk ook al begonnen met de culinaire voorbereidingen voor de roadtrip door de VS in de zomer van 2019. In Californië is het nog wel gemakkelijk om gezond en lekker te eten, maar hoe meer je het binnenland in gaat, hoe lastiger het wordt. En om niet elke dag een salade,  een burger of vette taco te eten, ga ik grondig op zoek naar alternatieven. Het is een sport om net die plekken te vinden die hoog worden beoordeeld en dan ook super goed blijken te zijn. Dus op naar culinair India en Verenigde Staten!

Delhi-Belly en andere ongemakken

Helaas word je op verre reizen ook weleens ziek. Van Delhi Belly’s in India tot de Vloek van Montezuma in Mexico. Het komt toch vaak op hetzelfde neer. Diarree. En dan van een soort dat je denkt dat je sluitspier nooit meer werkt.

Door al dat reizen heb ik vaker dokters gezien en bezocht voor mijn reisgenoten of mezelf dan ik ooit in eigen land bezoek.

Bekend, berucht en zeer effectief is de dokter die je onmiddellijk een spuit in de bil geeft. Ik denk dat het een antibioticum is waar de meeste bacteriën voor op de vlucht slaan. Ik heb deze methode nu een paar keer gezien, het is een doeltreffend middel. Je hotelkamer doet dienst als ziekenhuiskamer. Vaak ben je er nog niet zo erg aan toe dat je naar een ziekenhuis moet. De dienstdoende dokter komt langs en tovert altijd een spuit tevoorschijn die hij in je bil prikt. Dan krijg je nog een antibioticum kuurtje mee voor de rest van de week. Hij rommelt dan in plastic zakjes en geeft je enkele pillenstrips mee. Je moet dan onthouden wanneer en hoe vaak je welke pil moet slikken. Dit zou moeten helpen. Vaak is dat ook zo. Soms heb je thuis toch nog last van een rammelende buik. Soms ben je bij thuiskomst 8 kilo afgevallen. Dat geluk heb ik nog nooit mogen ervaren. Ik kom zelfs in India aan. Maar dat even terzijde en is iets voor in een volgende blog.

In Marokko heb ik het ziekenhuis van binnen gezien toen mijn reisgenote ziek werd. Ze was dusdanig uitgedroogd dat ze een nacht aan het infuus moest liggen om suikers, zouten en vocht binnen te krijgen. In het eerste ziekenhuis lag het bloed van de vorige nog op het bed en was de kamergenoot stervende. Daar zijn we zo snel mogelijk weg gegaan met een soort van ambulance en naar een iets beter ziekenhuis gegaan. Ook dit was nog niet perfect. Er liepen kleine beestjes door de wasbak, er liep een kat door de gang, er was geen douche en je moest handdoeken van het hotel meenemen. Als je ziek wordt, probeer dat niet te doen in Marokko is mijn advies.

In India heb ik een dokter bezocht voor een reisgenote met een insectenbeet. Een zeer kundige arts, alles was steriel, ook al was zijn locatie met zicht op zee verder erg pover. Zijn kennis en zorg waren goed. Geen kwaad woord over de Indiase arts en zijn behandelmethode.

Breek je iets, doe dat dan op Bali. Uitstekende zorg, zeer kundige en secure chirurgen en last but not least: prima eten in het ziekenhuis. Zeg maar gerust: op restaurant niveau. Mijn reisgenote had de ellenboog op 2 plekken gebroken, er moesten 2 schroeven in, onder narcose. Er werd hiervoor een 20 minuten durend narcose interview afgenomen door de verpleger. Dat hadden we in Nederland nog nooit meegemaakt. Na de operatie moet je nog 24 uur daar blijven, goed eten, veel eten en nog meer eten om aan te sterken. De keuken kwam drie keer per dag langs met een uitgebreide menukaart en je kon je daar tonnetje rond eten. Druk je op de bel, dan staat er binnen 10 seconden een verpleegster naast je bed. De kans dat je daar plassend in bed ligt, omdat de verpleging te laat komt, is nihil.

Mijn niet wetenschappelijk onderbouwde conclusie is dat je het beste ziek kunt worden in Bali. Uiteraard wel in een particulier ziekenhuis, maar dan zit je ook goed. Uiteraard is voorkomen beter dan genezen. Maar dat hebben we zeker op reis niet altijd in de hand.

Tevaslippers en afritsbroeken

Al zo lang het fenomeen “verre (groeps) reizen” bestaat, kom ik bij de aanbevelingen van de reisorganisaties de volgende zin tegen. ´Wij adviseren u om luchtige katoenen kleding mee te nemen en teva slippers.” Die luchtige katoenen kleding kan ik nog plaatsen als het 38 graden is met een luchtvochtigheid van 95%. Maar die teva-slippers heb ik altijd verdrongen. Er bewust overheen gelezen. Lange tijd ook niet opgezocht hoe die slippers er eigenlijk uitzien. En ze zeker niet gekocht of op mijn inpaklijst gezet (de inpaklijst hoort onder de blog Draaiboeken en actielijsten).

Als je flinke wandelingen maakt over Indiase, Thaise of Indonesisch straten, wandelpaden of onzichtbare paden is het laatste wat je wilt: open schoenen dragen. Sokken aan in combinatie met sneakers of wandelschoenen zou mijn advies zijn. In tempelrijke landen raad ik sowieso de sokken-truc aan. Zodat je bij een tempelbezoek je schoenen uit kunt doen, maar uit hygiënisch oogpunt nog altijd je sokken kunt aanhouden. Al is dat niet overal geoorloofd en heb ik er ook wel eens aan moeten geloven en op therapeutische wijze mijn smetvrees moeten overwinnen bij diverse Aziatische tempels en Indiase Gurdwara’s.

Dan de afritsbroek. Ook die wordt vaak aangeraden door avontuurlijke groepsreisorganisaties. En ook die moest ik destijds Googlen, of hadden we toen nog Alta Vista en Yahoo als zoekmachine? Ik schrok toen ik de afbeeldingen zag. Een broek met een rits net boven de knie. Dat was een broek voor mensen die ’s ochtends geen keuze kunnen maken tussen een korte of lange broek en daarna de hele dag voor schut lopen. Ongeacht of ze hem nu wel of niet afritsen. Zo loop je toch niet over straat in landen waar de vrouwen gekleed gaan in de kleurrijkste gewaden of sari’s? De afritsbroek heb ik dan ook nooit aangeschaft en laat ik voor wat het is.

Ik ben zeker geen reisblogster die in de nieuwste trendy kleding op reis gaat en erbij loopt alsof de modeshow ieder moment kan beginnen. Maar te veel ANWB/Beversport collectie lijkt me zorgwekkend, zelfs op reis. Dus weg met die teva-slippers en gooi de afritsbroek er achter aan. Zoals mijn reisleider Paul zei: “Diandra, vandaag kun je je ballerina’s en tuniekje aan!” Hij snapt mij.

Draaiboeken en Roadbooks

Een beetje uitslapen, starten met een latte en een koffiebroodje, eens kijken wat we die dag gaan doen in New York. Misschien wordt het Brooklyn of slenteren door Lower East Side, of toch een museum. En we zien wel waar we gaan eten, er is altijd wel een leuk restaurantje in zo’n wereldstad, toch?

 

Zo-ga-ik-dus-niet-op-vakantie. (spreek deze zin in je hoofd fel en overtuigend uit). Ik ben van de inmiddels wereldberoemde draaiboeken/roadbooks met hierin per dag wat er gedaan kan worden, openingstijden van musea, restaurantjes voor ontbijt/lunch/diner, altijd met gezonde opties. Reistijden staan er ook in, openbaar vervoer opties indien van toepassing. Zaken waar je per dag nog even aan moet denken. Kortom, alles staat er in.

Dan is er nog een map met 100 insteekhoesjes voor:

  • Vliegtickets en boarding passes
  • autohuurbevestiging
  • ferry bevestiging (indien van toepassing)
  • hotelreserveringen,
  • plattegronden en foto’s van alle hotels
  • plattegronden van restaurants in de buurt van het hotel
  • telefoonnummers van de bank en verzekeringen indien zich een noodgeval aandient zoals bankpas ingeslikt, paspoort kwijt of ziekenhuisbezoek
  • Google Maps routekaartjes voor als de tomtom me in de steek laat en er geen GPS is.

Deze map is uiteraard loodzwaar, maar de informatie over bestemmingen waar ik ben geweest, gooi ik tijdens de reis weg. Want je zou van minder een hernia krijgen.

Dit allemaal doe ik omdat het me niet nóg eens zal gebeuren dat ik tijdens een vakantie twee keer een dag naar Florence ga en dan nog niet het Uffizi museum heb gezien, omdat we twee keer op een maandag gingen. De eerste keer om de stad te zien en wat te shoppen en op de tweede maandag om naar het museum te gaan. Als 18-jarige niet wetende dat maandag DE sluitingsdag is van zowat alle musea wereldwijd. Om dit te voorkomen, maak ik zeer nauwkeurige draaiboeken waarin alle openingstijden staan vermeld en deel ik thuis ook alvast de dagen op een logische manier in. Per wijk, om de reisafstanden te beperken.

Verder houd ik tijdens de reis een dagboek bij, terwijl ik normaal geen dagboektype ben, maar dat maakt het maken van mijn fotoboek een stuk gemakkelijker. En ik noteer wat er op de foto’s staat en gooi slechte, wazige foto’s alvast weg. Door deze manier van werken, was dit keer mijn fotoboek van Canada binnen twee weken af, en geleverd. Dank aan Albelli op deze plek en hopelijk ook andersom van Albelli naar mij, want ze verdienen grof aan me.

Het volgende draaiboek is in wording voor een giga roadtrip naar de Westkust van de VS en alle nationale parken. Wie tips nodig heeft, stuur een berichtje en wie tips voor mij heeft voor de reis naar de VS, stuur ook een berichtje. 🙂

The Canadian Dream

Amerikaans documentairemaker Michael Moore is lyrisch over Canada. Over hun politieke systeem, over de aardige mensen, over hun goed aangelegde wegen, over hun gratis zorgverzekering en vooral over het feit dat bijna niemand een wapen heeft. Zo lyrisch als hij is over Canada, zo erg kotst hij op zijn eigen land en Trump in het bijzonder. Mijn verwachtingen waren dan ook hooggespannen toen ik voor het eerst echt naar Canada ging. Canadezen vragen net als Amerikanen waar je vandaan komt en of je al vaker in hun land bent geweest en mijn standaardantwoord was:” Yes, I have been to Niagara Falls, but does that count?” Natuurlijk telde dat! Ik was immers aan de Canadese kant geweest en had daar overnacht. Ik was aan de beste kant van de watervallen geweest en wat een goede keuze was dat. Deze keer was ik er bijna drie weken. Een roadtrip van Vancouver naar Vancouver Island, dan dwars door de Rockies om te eindigen in Calgary.

Op het eerste gezicht zijn Canadezen “Amerikanen met een ziektekostenverzekering”. Ze zullen het me niet in dank afnemen dat ik dit zeg, maar er zijn meer overeenkomsten dan ze zelf willen zien. Ze zijn net zo nieuwsgierig naar buitenlanders, beginnen meteen een praatje, zijn net zo slecht gekleed, hebben openbare toiletten met spleetjes bij de deuren, hebben een doorspoelsysteem bij die toiletten uit de jaren ’50 van de vorige eeuw. Al hun lampen moet je bedienen alsof je een gaslampje aandraait. Verder zijn ze in de horeca poepvriendelijk. Alles immers voor de fooi. Je krijgt ook meteen halve liter glazen chloorwater bij je eten, ook voor die fooi. Er is ontzettend veel wegwerpbestek, wegwerpservies en er worden nog te pas en te onpas plastic tasjes uitgedeeld. Toen ik vroeg of dat echt gratis was en mocht, keek de kassajuffrouw me verward aan en stopte mijn spullen snel in dat tasje. (plastic tasjes zijn op vakantie heilig, want er is altijd wel iets wat je in een plastic tasje wilt doen en vervolgens in je koffer.) Dat zijn de overeenkomsten op het eerste gezicht.

Er zijn ook verschillen met de Amerikanen, Amerika en met ons land. Verschillen in positieve zin. Het is doodnormaal om alleen dat gechloreerde water te drinken bij het eten. Soms is het water gefilterd, een verademing. Probeer in Nederland niet te vragen om gratis kraanwater, zelfs niet als je met kloppende hoofdpijn paracetamols moet wegslikken, want ze willen je het liefst alleen Spa blauw verkopen. De winst zit hem in de drank. In Canada blijkbaar niet, want je hoeft niet een ander drankje te bestellen. De helft van de restaurantgangers doet dat dan ook niet. Zoek eens in een stad of park naar een gratis openbaar toilet met wc-papier, zeep en handdoekjes. Dat gaat je hier niet lukken. Want de horeca moet immers verdienen aan jouw toiletgang. In Canada zijn overal toiletten met alles er op en er aan. Zelfs warm water om je handen te wassen, de ultieme luxe. Bij de parkeerplaatsen in de nationale parken staan altijd compost wc’s met desinfectiemiddel. Ook staan bij die parken alle wandelingen aangeduid op kaarten met een duidelijke bewegwijzering. Allemaal gratis. Je hoeft niet bij de VVV een lullig wandelkaartje te kopen voor € 2,75. Je kunt gewoon aan je trail beginnen en die is voorzien van alle mogelijke achtergrondinformatie op diverse panelen. Ze zijn echt dol op trails en hiken. Vroeger dacht ik dat je dan 30 km door de wildernis gaat lopen met de blaren op je voeten, maar de afstanden variëren van 800 meter tot 5 km. Zo kun je dus stoer zeggen dat je gehiked hebt, terwijl je gewoon een rondje rond de kerk hebt gelopen. En in het Canadese geval: op en neer naar de waterval. In Canada zijn buitenlanders nog welkom. Ok, het is wel omdat ze een nijpend tekort hebben aan personeel in winkels, de horeca en de schoonmaakbranche. Daarom krijg je redelijk eenvoudig een werkvergunning en tijdelijk visum. Ik heb minstens zoveel Sikhs gezien als in de Indiase Punjab regio, inclusief hun Gurdwara (hun tempel/kerk). Alle Afrikaanse landen waren vertegenwoordigd. Dit leek in harmonie te verlopen.

Verder zijn de Canadezen super aardig. Als je de gewone burger spreekt, is iedereen in voor een praatje en leggen ze erg makkelijk contact. Eerlijk gezegd begin ik zelf nooit praatjes met wildvreemden en nu zag ik dat het juist leuk is om even met mensen een babbeltje te maken. Als de goten worden geveegd, staat er de dag van te voren een verkeersbord met het verzoek om de auto die dag niet te parkeren op dat stuk straat. Canadezen doen dat ook braaf en de goten zijn netjes schoon geveegd. Bij ons zijn ze te beroerd om zo’n bord er neer te zetten, vegen ze wat met de Franse slag om de auto’s heen en daarom zijn de goten altijd vies.

De schoolkindjes lopen aan een touw. Dat moet ik misschien even uitleggen voor wie dit fenomeen nog niet kent. Men neme een touw en legt er om de zoveel centimeter een knoop in. Je zet de kindjes op een rij en laat ze het touw vasthouden bij “ hun knoop” en in ganzenpas gaan de kindjes onder begeleiding naar school. Ik wist niet wat ik zag en ze keken er als een verdwaasd eendje bij toen ik vol verwondering keek. Dit was gewoon te koddig en het systeem werkt ook nog eens perfect.

En dan last but not least: ze zijn een heer in het verkeer. Ze stoppen voor elke voetganger, of die nu loopt over een zebra of niet. Er wordt gestopt! Bij kruisingen geven ze elkaar allemaal voorrang, wat voor mij nog weleens verwarrend is. De schoolbus is heilig en er wordt gestopt tot alle kindjes zijn uitgestapt en de bus weer verder rijdt. Ze hebben een engelengeduld in het verkeer. Ze laten auto’s op de snelweg invoegen, echt waar. Ik wist niet wat ik mee maakte. Ze rijden op hun snelwegen gemiddeld 90 km/u, heel soms 110 km/u. Lijkt mij erg goed voor het milieu om minder hard te rijden, het rijdt relaxed en er zijn minder verkeersongelukken.

Dit is pas wat me na drie weken Canada is opgevallen. Een verademing. Des te erger is het om weer thuis te zijn. Ik probeer wat goede gewoontes over te nemen, dus als je me nog meer dan normaal als een bejaarde non ziet rijden: dat is mijn nieuwe Canadese rijstijl.

Groepsdynamiek

Met een groepsreis mee gaan, betekent wel iets voor je gemoedstoestand en je aanpassingsvermogen. Zet 20 willekeurige mensen bij elkaar in een bus in Thailand, Taiwan, India, Marokko, Zuid-Afrika of welk ander land dan ook en binnen die 2-3 weken zijn er irritaties. Gegarandeerd. Als je een achtergrond hebt als psycholoog kun je tijdens je vakantie overuren draaien.

Je hebt de te aanwezige, luidruchtige vrouw. Die vaak getrouwd is met een stille sukkelige man. Zo gaan die dingen nu eenmaal in het leven, je kunt niet beiden constant aan het woord zijn. Dan heb je de kakkers, altijd sjiek gekleed alsof er tijdens de reis een modeshow moet worden gelopen. En die niet door hebben dat de lokale bevolking hun Rolex zowat van hun pols kijkt. Er zijn de verdwaalden. Van wie je je af vraagt hoe ze überhaupt op Schiphol zijn kunnen komen en die op de wereldkaart naar grote waarschijnlijkheid niet hun bestemming kunnen aanwijzen. Dan gaat er ook wel altijd een kort lontje mee. Iemand die zich aan alles ergert. Aan het eten dat niet is zoals thuis. Aan de hotelkamer, aan de andere groepsleden, aan de gids die onverstaanbaar Engels praat. Aan de vertrektijden ’s ochtends en aan het wachten op de andere groepsleden. Ik heb een kort lontje meegemaakt dat ontplofte. Dat wil je niet meemaken tijdens je vakantie. Dat er in de bus geraasd en getierd wordt. Dan heb je de vergeetachtige die altijd alles kwijt is. Ze komen er na een uur op weg te zijn achter dat ze hun toilettas in het vorige hotel zijn vergeten. Dan kan de bus rechtsomkeer maken om de shampoo en douchegel op te halen.

Het proces verloopt altijd volgens een vast patroon. De eerste dagen maakt iedereen kennis met elkaar en tast elkaar af. Welk vlees hebben we in de kuip? Halverwege de reis vindt de ontploffing plaats en de laatste dagen is iedereen weer vergevingsgezind, want het einde is in zicht en de dagen kunnen worden geteld. En bij een volgende reis begint het proces weer van voren af aan.

Het Hurktoilet en de Tibetaanse goot

Mijn motto is: als je moet, dan moet je. Ik heb collega’s die al vies zijn van de toiletten bij ons op kantoor en die de hele dag alles ophouden. Dan denk ik: “Lieve schat, je moet eens naar Tibet gaan, dan kun je de rest van je leven alle soorten toiletten aan en is elke westerse wc qua hygiëne om van te eten.” Maar dat zeg ik niet en ik knik instemmend.

Als je ver reist (of een fervent Frankrijk-ganger bent) dan krijg je hoe dan ook te maken met het beruchte hurktoilet. Ik heb op Wikipedia even opgezocht hoe dat is ontstaan, maar daar wordt wijselijk niet over gerept. Wel worden de voor- en nadelen op een rij gezet.

Ter lering en vermaak deel ik ze:

De voordelen:

  • Maakt verwijdering (stoelgang) sneller, gemakkelijker en vollediger
  • Preventie van aambeien (naast een goed dieet)
  • Geen contact tussen de billen en mogelijk onhygiënisch oppervlak
  • Zou beter zijn voor zwangere vrouwen, als voorbereiding op de bevalling
  • Goedkoper
  • Gemakkelijker te onderhouden en te reinigen (Mwah, dat wordt niet altijd gedaan)
  • Minder gevoelig voor vandalisme

De nadelen:

  • Gemakkelijker te verstoppen met toiletpapier als er geen spoelsysteem is (daar kom ik zo op terug)
  • Ontoegankelijk voor gehandicapten
  • Mogelijk spatten op de voeten en op de kleren (daar kom ik ook zo op terug)
  • Mogelijk beenkrampen (nog geen ervaring mee gehad)
  • Geurtjes door onvoldoende spoelen (veel ervaring mee gehad, 4711 helpt altijd en overal)

Bij de nadelen staat meteen mijn tip van de week voor degenen die een wc-pot zoeken in Azië. Ga naar het invalidentoilet! Dan is een pot gegarandeerd. Nu mijn truc bekend is, wacht het hele reisgezelschap achter mij op het vrijkomen van het invalidentoilet.

Er is helaas niet altijd een invalidentoilet, zoal in het Tibetaans buitengebied. Ik kwam een soort van goot tegen waar een straaltje water doorsijpelde. Je kon verder niet doorspoelen. Je kon je papieren zakdoekje dat diende als wc papier ook nergens weggooien, behalve door een open raam dat uitkeek op de vallei. Sorry milieu en klimaat! Al denk ik dat mijn “haffeltje” inmiddels wel vergaan is. Als je plaste, spatte het vanuit die betonnen goot tegen je kuiten, hoe diep je ook hurkte (zie bij de nadelen). En het stonk er ontzettend (zie ook bij de nadelen)! Soms is een open veld zonder privacy nog beter.

Over haffeltjes gesproken: neem altijd een haffeltje mee op reis. Wat is een haffeltje? Ik hoor het je al denken. Dat is een papieren zakdoekje of een behoorlijk aantal velletjes wc papier meegenomen uit het hotel. Het rolletje meenemen als het bijna op is, is ook een idee. Afhankelijk van de reisbestemming adviseer ik een haffeltje of een haffel. India, Tibet, Marokko, Egypte vragen wel om behoorlijke haffels voor onderweg. Ben hier niet te zuinig mee, want dat kan je duur komen te staan. Verder adviseer ik ook handgel en de zeep-blaadjes van de Xenos. Of is de Xenos inmiddels ook al failliet? In ieder geval zijn dat kleine blaadjes zeep voor als er wèl water is, maar géén zeep. Dat is verfrissender dan die gel die toch een beetje plakt.

Met deze tips kun je overal ter wereld gaan. Onder mijn motto “wat moet, dat moet en doe het dan goed.” Succes!

India: geluk gegarandeerd

Zoals ik al vorige keer schreef, is een land met de meeste intensiteit ten opzichte van je eigen stad en dat maal de mate exoticiteit hèt land dat je het meeste geluksgevoel bezorgt. Als je deze formule erop lost laat, komt India als winnaar uit de bus. Met stip op nummer 1 en met een voorsprong op veel andere Aziatische landen, die hierop óók al hoog scoren.

Toch geldt voor India ook: je haat het of je houdt er van. Of, en dat vind ik altijd de meest frappante, je hebt allemaal vooroordelen over het land, terwijl je er nooit bent geweest. Je hebt horen zeggen dat het er zo smerig is, dat ze ongegeneerd op straat hun behoefte doen. Nog erger, de lijken liggen er weg te rotten in de goot en het stinkt er verschrikkelijk. Er lopen overal koeien rond, die ook nog heilig zijn verklaard en oh ja, er worden ook heel veel vrouwen verkracht, gewoon en public in de bus. Kortom, de hel op aarde.

Ik behoor tot de categorie mensen die van India houdt en ultiem gelukkig wordt van een riksjatour door Old Delhi. Die geuren, die drukte, die riksja’s die elkaar bijna overhoop rijden en van een tweebaans weg een vijfbaans weg maken. Heerlijk!

Na drie keer een rondreis te hebben gemaakt in respectievelijk Rajasthan, Punjab en Tamil Nadu/Kerala, kan ik wel stellen dat ik een fervent India-ganger ben. Sporadisch loopt er nog eens een koe rond, heel soms slaapt er iemand op de stoep of onder een viaduct (hier niet?). Op de markt ruikt het er naar allerlei soorten kruiden, specerijen, groenten en vis. Dat laatste is bij 34 graden niet echt smakelijk. Dood ga je er niet van en die geur ruik je op onze weekmarkten ook. Ik heb in de overvolle metro in Delhi gereisd in de avondspits en ben door niemand onzedelijk betast. India is zoveel meer dan die vooroordelen. Het maakt mij in ieder geval intens gelukkig.

India is namelijk ook: mensen die je nieuwsgierig bekijken en vragen of ze je mogen aanraken. Ze willen even checken of ik echt zo blank ben van mezelf of dat ik er iets op smeer. De vrouwen zijn gekleed in de meest kleurrijke sari’s, ieder in een andere kleur, zodat het een ultiem foto tafereel is. Het is een gezin dat de tempel bezoekt in matchende kleding. De moeder een groene sari, peuter dochter in een mini groene sari en paps in een groen overhemd. Daar maak je me blij mee. Zo zie ik het in eigen land nooit en als je al zo over straat loopt, word je waarschijnlijk meewarig aangekeken. Het is ook een stokoude priester die je zijn tempel trots laat zien en je meeneemt naar plekken waar toeristen nooit mogen komen, waardoor je in allerlei achterkamertjes komt, met weer een tempeltje in een tempel. De wierook beneemt je de adem. Trots legt hij uit wie alle Hindoe Goden zijn, en dat zijn er heel veel, en wat hun betekenis is. Het is ook buiten op de trappen zitten van de grote moskee in Delhi en mensen kijken, totdat je doorhebt, dat iedereen jou bekijkt en je zo stiekem mogelijk op de foto zet. Blanke mensen zijn nog altijd enorm interessant voor ze. Zoals wij hen ook fotogeniek vinden. Het is ook leegstaande paleizen binnen komen via de achterdeur. Hier woonde de voormalig Britse onderkoning en het is tientallen jaren niet meer in gebruik. Al het meubilair is nog aanwezig, verstoft of onder oude lakens. Geen toerist die er ooit binnen komt. Ik heb het Provinciehuis van Chandigarh van binnen gezien, ontworpen door mijn idool Le Corbusier. Indiase ambtenaren speelden heel cliché patience op hun pc. Het is ook stoppen bij een klein feestvierend dorp, die denken dat hun gebeden aan de Goden zijn gehoord, omdat er immers 20 blanke toeristen uit de bus stappen. Als een soort van beroemdheid werd ik op de foto gezet, selfies werden er gemaakt en iedereen wilde me even aanraken. Zo moet Lady Gaga zich voelen.

En dat dus allemaal in India. Ik schat in dat er nog een vierde keer komt dat ik het land bezoek. Al is het maar om mijn geluksgevoel op peil te houden.